Knipseldochter

K

Mieke kijkt naar de datum bovenaan de krantenpagina: drie mei. Vijftig jaar geleden werd Lotta op haar borst gelegd, hulpeloos en rood, onderzoekend om zich heen tastend met de kleinste handjes die ze ooit had gezien. 

Ze klikt in haar telefoon op ‘Lotta’ en wacht. ‘Met Lotta. Ik ben momenteel niet bereikbaar…’ Mieke hangt op. Ze kijkt op de kalender aan de muur. Daarop houdt ze het bij. Kruisjes op de dagen dat ze elkaar niet spreken, rondjes voor telefonisch contact en hartjes voor een bezoek dat altijd begint en eindigt met een korte omhelzing. Dan knijpt ze haar ogen dicht om de zeepgeur van haar dochter op te snuiven, om het gevoel van die armen om haar schouders goed in zich op te nemen, zodat ze weer even vooruit kan. Het laatste hartje staat om vijfentwintig december, eerste kerstdag. Tussen kerst en vandaag staan drie rondjes. Drie keer hadden ze elkaar gesproken. Het is geen onwil. Lotta wordt geleefd door haar agenda. Zo zegt haar secretaresse dat altijd. 

Mieke knipt het krantenartikel netjes langs de randen uit. ‘Ik doe het niet voor een Nobelprijs, ik hou gewoon van mijn werk,’ staat erboven. Daaronder een foto van Lotta in een donkerblauwe bloes, halflang blond haar stijl langs haar gezicht gekamd, ernstige blik in de camera: het uniform van iemand van haar status, van iemand met haar beroep.

Mieke loopt de tuin in, waar de knipselmap al op de houten tafel klaarligt. Lotta vindt het ouderwets, al die papieren artikelen in plastic mapjes, maar zo heeft ze tenmiste iets fysieks van haar dochter, waar ze naar kan kijken en waar ze doorheen kan bladeren. Het ruikt naar lente: bloeiende struiken, narcissen en brandende zon op vochtige aarde. De zon schijnt tussen de takken van de perenboom door op haar blote armen. Toen was het ook zulk mooi weer, vijftig jaar geleden, een kraamcadeautje van de maand mei. Vogeltjes hadden de nieuwe bewoonster kwetterend welkom geheten. Als Lotta hier nu was geweest hadden ze samen een gebakje kunnen eten in de tuin. Mieke had voor de zekerheid twee appelkruimelpunten gehaald, die vond Lotta als kind al heerlijk. Ze staan in de koelkast op hen te wachten. 

De map barst bijna uit zijn voegen. In het eerste mapje zit een oude foto van Lotta met Stephen Hawking, haar idool. Ze was nog een jonge natuurkundestudent. Een aanstormend talent noemden ze haar, de term briljant kwam later pas. Mieke bladert langs foto’s, interviews, korte krantenknipsels over haar dochters baanbrekende onderzoeken. ‘Eerste vrouwelijke hoogleraar natuurkunde gaat het anders doen.’ Een interview van drie pagina’s, ook met zo’n ernstige foto erbij.

 ‘Mijn moeder gaf me Lego in plaats van Barbies,’ staat boven een artikel uit een damesblad. Het klopte, althans gedeeltelijk. Voor haar zesde verjaardag had Mieke haar dochter een Barbie gegeven in een mantelpakje, met een koffertje en bijpassend gekleurde pumps. Al sinds die onderzoekende rode handjes haar voor het eerst aanraakten, had Mieke geweten dat haar dochter ver zou komen in het leven. Dit was echt iets voor haar. Lotta had het cadeaupapier er vanaf gehaald, gezien wat er achter het plastic venster van de doos zat, netjes ‘dankjewel’ gezegd en het opzij gezet. Ze had de Barbie nooit uitgepakt. Daarna liet Mieke haar dochter zelf haar verjaardagscadeaus uitzoeken.

‘Katherine Johnson, Marie Curie en mijn moeder zijn mijn voorbeelden.’ Sinds haar benoeming gingen de interviews met Lotta steeds vaker over hoe het was als vrouw in een mannenwereld en steeds minder over haar werk. Dat vonden lezers nou eenmaal interessanter dan natuurkunde. Vorig jaar was ze zelfs door een feministisch blad uitgeroepen tot meest invloedrijke vrouw. Daarna wilde iedereen haar spreken en kwam ze zelfs op tv. Hoe meer aandacht ze kreeg, hoe minder tijd ze had om haar moeder op te zoeken.

Zelf was Mieke nooit zo’n hoogvlieger geweest. Zij had de kost verdiend als kleuterjuf, vijf dagen per week tussen de hummels van anderen. Toch noemde Lotta haar altijd. Mieke had nooit gevraagd waarom. Ze pakt haar telefoon, drukt op ‘secretariaat’ en wacht tot ook daar de voicemail het overneemt. Zelfs de secretaresse is druk. Vroeger zong Mieke altijd voor Lotta’s verjaardag. Eerst op de rand van haar bed, later aan de telefoon. Zodra haar dochter opnam, zette ze in. ‘Lang zal ze leven, lang zal ze leven, lang zal ze leven in de gloria!’ Ze zong hard en deed haar best op de hoge tonen. Als ze de smaak echt te pakken had, deed ze er nog een ‘happy birthday’ achteraan. De gewoonte was er langzaam uit geslopen.

Ze loopt naar binnen, de keuken in. Ook al is Lotta er niet, het is toch een bijzondere dag. Haar enige dochter, vijftig. Ze opent de koelkast en haalt de taartdoos eruit. Met de grootste punt appelkruimelvlaai loopt ze terug de tuin in. Ze gaat zitten en neemt een hap, haar ogen gesloten om de zoete smaak extra goed te proeven. In gedachten omhelst ze Lotta om haar te feliciteren. 

Nog één keer proberen dan. De telefoon gaat over. Twee keer, drie keer, vier keer.

‘Ma?’

‘Lang zal ze leven, lang zal ze…’ Ze denkt niet eens na voor ze begint met zingen. Het zal het gebakje zijn, het mooie weer, de herinneringen.

‘Ma!’

Ze houdt op. 

‘Ik zit een vergadering.’ 

‘Sorry schat, ik wilde je alleen even…’

‘Ik heb nu geen tijd.’

‘Sorry,’ zegt ze tegen de pieptoon en legt de telefoon voor zich neer. Wat had ze nou verwacht? Dat Lotta de dag van haar geboorte net zo belangrijk vond als zij? Mieke zou nooit vergeten hoe het voelde, dat warme lijfje op haar buik. Elke keelklank van haar piepkleine dochter duwde de herinnering aan haar barenspijn verder weg. Daar in het ziekenhuis begreep ze het. Met het geven van leven had ze eindelijk haar eigen leven betekenis gegeven.

Ze bladert naar een leeg mapje en schuift het nieuwste artikel erin. Lotta kijkt haar ernstig aan, alsof ze met die blik wil zeggen dat Mieke dat toch nog heeft: een knipseldochter achter plastic.

Ze slaat de map dicht en prikt een hapje van de taart. Het smaakt minder zoet dan net. Ze spuugt de uitgekauwde hap terug op het bordje, loopt naar binnen en gooit de hele punt in de vuilnisbak. 

Met een pen loopt ze naar de kalender. Ze aarzelt. Een rondje of een kruisje? Lotta had haar telefoon toch opgenomen. Mieke zet haar pen bij de datum van vandaag: drie mei. Zorgvuldig tekent ze er een rondje omheen.

Dit was het winnende verhaal in de Limnisa korteverhalenwedstrijd van 2018.

Door Margo Hoogenberk

volg mij