Schimmenspel op driehoog achter

S

In het felle licht van haar aansteker zag ik haar gezicht. Ze had haar donkerrode lippenstift op, die haar zulke harde trekken gaf. Ze nam een flinke hijs en blies een onzichtbare wolk de nacht in. Ik stelde me voor hoe haar lippen een bloedrode kus achterlieten op de witte filter.

Achter haar ging een lamp aan.  De deur opende en er liep een man het balkon op. Hij droeg alleen een T-shirt en een boxershort. Blijkbaar schaamde hij zich nergens voor. Zijn silhouet was lang, een beetje mager. Zijn haar was gemillimeterd. Hij ging dicht naast haar staan, maar ze duwde hem van zich af. De man deed zijn beide handen omhoog en stapte opzij. De quasi mea culpa van een voetballer. Toen stak ook hij een sigaret in zijn mond. Het vuurtje verraadde een grote, scheve neus. De lompheid van het ding vloekte bij zijn slanke ledematen. Deze man had niet vooraan gestaan toen Moedertje Aarde de schoonheid uitdeelde, dat kon ik vanaf hier wel zien.

Ik schoof het gordijn verder dicht en liep in het donker naar de badkamer, met mijn notitieblok en een pen. Ik ging zitten op het dichtgeklapte toilet en knipte het licht aan. 

Dinsdag 23 juni, 23.54, schreef ik op. Daarachter alle relevante details. 

Ik bladerde wat terug. Het was een drukke maand geweest.

Zaterdag 20 juni, 19.05: atletisch gebouwd, peentjesrood golvend haar, 25-30 jaar, niet-roker. Donkere zonnebril met spiegelende glazen. 

Terwijl er aan die kant helemaal geen zon kwam, zeker niet om 19.05. Míjn balkon was aan de zonkant.

Maandag 15 juni, 0.23: dik, gedrongen, Aziatisch? Wat ouder (te donker om leeftijd te schatten), roker.

Vrijdag 12 juni, 21.36: overhemd en pantalon, blond haar in gladde kuif, eind dertig, type manager bij een groot bedrijf, drie sigaretten. 

Die van twaalf juni keek me recht aan. Ten minste, dat leek zo, want ik had de gordijnen op een smalle kier als altijd, met de lichten uit. Niemand kon me zien.

Ik liep terug naar het raam. Tussen mijn gordijnen door zag ik haar nog net terug naar binnen gaan. Haar soepele rok golfde over de welving van haar kuit. Zij had wel vooraan gestaan, dat wist ik allang.

Ik wilde me al omdraaien, toen ik het zag. Ze had een fout gemaakt. Normaal was ze nooit zo slordig. Ik kneep mijn ogen samen, om het beter te kunnen zien. 

Ze had één gordijn opengelaten. Het was hooguit twintig centimeter, maar toch. Genoeg om te zien dat de man zijn T-shirt had uitgetrokken. 

Dit moest ik vastleggen. Achteruit liep ik naar de tafel, mijn ogen gericht op de man. Hij was bezig zijn boxershort uit te trekken, de viespeuk. Hij stond met zijn rug naar me toe, maar ik wist zeker dat al zijn bloed zich nu naar één punt bewoog. Naar één fier, rechtopstaand punt. Ik kon het zien aan de manier waarop hij zijn rug rechtte, zijn scharminkelige schouderbladen naar elkaar toe trok. Maar ik mocht me niet laten afleiden. Ik griste mijn camera van tafel en liep terug naar het raam. Ik duwde het schuifje naar rechts. Het groene lampje sprong aan. Ik trok de klep van de lens en zette de deur naar mijn balkon op een kier. Mijn vingers trilden. Dat was funest natuurlijk, als ik een scherpe foto wilde maken in deze omstandigheden. Ik ademde lang uit. Mijn handen werden rustiger en ik bracht de camera naar mijn gezicht. Door mijn lens zag ik nog net de man uit beeld lopen. Verdomme. Nu was ik ze allebei kwijt. Ik kon alleen maar gissen naar hoe weinig zij nog om het lijf had. Alleen die rode lippenstift waarschijnlijk, waarachter haar natuurlijke schoonheid zich schuilhield.

‘Kom terug, kerel,’ fluisterde ik hardop. ‘Je gaat op de foto.’ Dit was bewijsmateriaal.

Het licht in haar huis was nog steeds aan, maar het enige dat ik zag was de hoek van haar bed. Dat provocerende stuk hout, waaraan ik alles kon aflezen. Op een paar centimeter ervandaan speelden zich afschuwelijke dingen af. Perverse handelingen die het daglicht niet konden verdragen. Kronkelende lichamen. Bloedrode, vette vegen, uitgesmeerd op witte lakens en blozende gezichten. Zweet, veel zweet en wie wist welke sappen nog meer.

Ik duwde de deur verder open en stapte mijn balkon op. Zo dichtbij was ik nog nooit geweest. De constructie kraakte onder mijn voet. Ik moest voorzichtig zijn, haar niet alarmeren door te veel geluid te maken.

Ik liep iets naar links. Vanaf hier kon ik het hele bed zien. Ik kneep in de harde kunststof van mijn camera.

De lakens waren onaangetast, geen kreukje te bekennen, maar naast het bed stond een stoel. Daarop zat de man. Naakt, met zijn armen naar achteren. Een vreemde houding, alsof zijn armen vastgebonden waren. Hij hield zich heel stil en keek naar één punt, dat ik vanuit deze hoek niet kon zien. Ik schudde mijn hoofd. Deze man was zieker dan ik dacht. De perverse fantasieën die hij op haar botvierde. Bondage, voyeurisme. De smeerlap.

Snel maakte ik een paar foto’s. Ze zouden korrelig worden, maar de man zou vast te herkennen zijn.

Ik liep een stukje naar rechts, maar hield even in. Als ik te zien zou krijgen wat ik vermoedde, zou ik voorgoed verpest zijn.

Nog een stap naar rechts, ik keek of ik al wat zag. Niets. Iets verder. 

Ik zag haar voeten. Haar lelieblanke tenen en enkels. Het kleine stukje naakt dat uitdagend onder haar rok vandaan kwam. Ze had haar kleren nog aan, allemaal. Ik boog me over het balkon heen, om haar beter te kunnen zien. Net als de man zat ze doodstil. Ze keek naar hem, aandachtig. Ze bewoog zich niet en toch was ze actief. Ik kon de radertjes in haar hoofd bijna zien bewegen, dwars door haar dikke bos blonde krullen heen. Op haar schoot lag iets wits, iets plats. Een blok papier.

Ik richtte en schoot een paar foto’s. Dit droeg niet bij aan mijn bewijsmateriaal, dat wist ik ook wel. Ik keek op het schermpje naar het resultaat. Grauw, korrelig. De werkelijkheid was te mooi om vast te leggen, maar het kon vast beter. Ik hurkte en legde de lens van mijn camera op de rand van het balkon. Inzoomen, zo ver mogelijk, tot er geen hoekje baksteen meer in mijn venster te zien was. Ik opende de flitser en richtte hem iets boven het raam van haar huis. Het was een experiment. De huizen stonden hier dicht bij elkaar, maar misschien net te ver weg voor de flits.

Ik kneep mijn rechteroog dicht, links was altijd mijn kunstenaarsoog geweest. Mijn model bewoog nog steeds niet, ging op in haar observatie. Wie genoot hier eigenlijk het meeste van? Nee, ik moest me niet laten afleiden. Dit was de fantasie van de perverseling. Hij had zich ten slotte wel erg gemakkelijk van zijn kleding ontdaan.

Ik drukte het knopje half in, wachtte een seconde, en drukte af.

De flits haalde haar uit haar concentratie. Ze keek recht in mijn lens. Hé, deden haar lippen geluidloos. Ze stond op, rukte de balkondeur open. 

Ik probeerde omhoog te krabbelen, liet mijn camera bijna vallen en zakte toen op mijn billen op de grond. Ik duwde me zo ver mogelijk in de schaduw van mijn onverlichte huis.

‘Hé!’ riep ze.

Nu was het zaak normaal te doen. Ik legde mijn camera voorzichtig naast me neer en ging staan. ‘Hé,’ antwoordde ik. Mijn stem klonk raar. Een schorre kraai, na de kristallen bellen van die van haar.

‘Maakte jij die foto?’

‘Nee.’ Ontkennen. Glashard ontkennen.

‘Volgens mij wel. Ik zie niemand anders.’ Ze glimlachte.

Ik twijfelde. ‘Ja,’ zei ik toen.

‘Ben je ook kunstenaar?’

‘Nou…’ Het was maar goed dat het donker was, want mijn brandende wangen deden haar onnatuurlijk gekleurde lippen verbleken.

‘Doe eens een lamp aan,’ zei ze. Ze ging een beetje naar voren hangen, haar armen over de rand van het balkon geslagen. ‘Volgens mij heb je een goeie kop.’

Ik kon in haar decolleté kijken. ‘Wacht even,’ zei ik en deed snel wat ze me had opgedragen.

Ze zei niks, maar keek naar me, zoals ik haar net naar de man had zien kijken. Doodstil, alsof ik haar prooi was. Toen ging ze rechtop staan. ‘Misschien moet je maar een keer model voor me staan,’ zei ze. Ze draaide zich om en verdween weer naar binnen. Haar rok ruiste langs het raam en zonder nog om te kijken sloot ze de gordijnen.

Dit verhaal werd gepubliceerd in het e-book van de Grote Lowlands Schrijfwedstrijd 2015.

Door Margo Hoogenberk

volg mij